woensdag 25 april 2012

Rasbeschrijving Mérens


De Mérens is het best te omschrijven als een compact, zwart bergpaard. Het ras leefde honderden jaren lang in de meest barre weersomstandigheden op de plateaus van de oostelijke Pyreneeën. Het doorstond vrieskou en bloedhitte, onweer, sneeuwstormen en aardbevingen. Mede daarom groeide het ras uit tot een krachtig werkpaard met veel uithoudingsvermogen. In dit artikel leest u alles over dit schitterende bergpaard!
De officiële naam luidt: 'Poney Ariègoise de Mérens'. Of in het kort: 'Mérens', naar het kleine Franse dorpje Mérens-les-Vals, dat hoog in de Pyreneeën, vlakbij het oude kuuroord Ax les Thermes, ligt. Een andere benaming voor de Mérens is 'Trait Ariègoise' - 'werkpaard uit de Ariège'; het paardenras werd vroeger ingezet voor land- en bosbouw. In Frankrijk wordt hij ook wel 'Cheval Ariègoise' of 'Le cheval d'Ariège' genoemd. Deze naam komt van de rivier 'lAariège, dat tevens de naam is van het gebied waar het doorheen stroomt.

Kenmerken

  • Stokmaat: Stokmaat voor hengsten gemiddeld 1.49 meter en voor volwassen merries 1.45 meter.
  • Vacht: Zwarte beharing, eventueel licht stekelhaar. Elke aftekening dient een uitzondering te zijn.
  • Behang: Volle manen, dik en stug aanvoelend. Soms wat gekruld.
  • Hoofd: Edel hoofd, vlak en breed voorhoofd met korte, maar fraai gevormde oren.
  • Hoofd: Zware ledematen met goed ontwikkelde beengewrichten.
  • Hoeven: Lichtvoetig en voortreffelijk evenwichtsgevoel.
  • Karakter: Rustig en vriendelijk karakter.
  • Conditie: Veel uithoudingsvermogen.

Oerpaarden

Over de werkelijke afkomst van de Mérens heerst onduidelijkheid. Sommige mensen zijn er van overtuigd dat het ras afstamt van het oerpaard, welke veel gelijkenissen vertoont met de Mérens. In de grotten van Niaux in de Ariège zijn prehistorische tekeningen van paarden gevonden, die waarschijnlijk al meer dan 17.000 jaar oud zijn. Het was voor grotbewoners in die tijd de gewoonte om gevangen dieren op de wanden van hun holen te tekenen. De grottekeningen laten een massieve pony zien: de oerpony. Deze wordt ook wel gezien als de voorvader van de West-Europese koudbloedrassen. Het is moeilijk te zeggen of de Mérens van het oerpaard afstamt. Wel is men ervan overtuigd dat dit ras minstens 2000 jaar geïsoleerd in de Pyrenese bergen leefde.

Geschiedenis

Het is dus wel zeker dat het hier om een oud paardenras gaat. In het Franse dorpje, waaraan de Mérens zijn naam dankt, stonden halverwege de negentiende eeuw rond de 180 fokpaarden. Begin vorige eeuw werd begonnen met de bescherming van het ras. In 1908 werd het initiatief genomen om de dieren te keuren, zodat de beste merries en hengsten eruit gehaald konden worden.

In 1933 werd de rassenfederatie SHERPA opgericht. Doel van deze organisatie was een bepaalde homogeniteit in het paardenras te creëren. Ook het leger droeg bij aan het behoud van het ras. Omdat de paardeen een soort van legercertificaat hadden, werden ze regelmatig gebruikt voor militaire doeleinden.

De Franse staatsstoeterij Tarbes en Pau, die in 1946 ook een stamboek oprichtte, nam de functie na de Tweede Wereldoorlog over. Mérens hengsten werden gekocht en doorverkocht aan fokkers. In de Tweede Wereldoorlog stond het ras opeens op uitsterven. Er waren slechts dertien fokhengsten over, allen van dezelfde voorvader; Vigoreux. Dit beroemde dier kon tijdig in veiligheid worden gebracht door het te verschepen naar Tunesië.

Na de oorlog werd Vigoreux weer naar Frankrijk teruggebracht, waar hij wederom als fokhengst diende. Vier van zijn nakomelingen (Qaurt, Contestataire, Vengeur en  Uranium) zijn de voorvaderen van de huidige vier bloedlijnen van de dekhengsten.

Dieptepunt

In de jaren zestig van de vorige eeuw dreigde het ras voor de tweede maal uit te sterven. Door de opkomst van de motorisering en mechanisatie nam het aantal paarden drastisch af. Ze werden verjaagd door tractoren, landbouwmachines en kabel-, koord- en reekspoorwegen. Bovendien verlieten vele dorpsbewoners hun huizen om hun geluk elders, in de moderne(re) steden, te zoeken. Van de vijftig fokkers in 1954 waren er in 1972 nog maar 23 overgebleven. Vier jaar later registreerde de rassenfederatie nog maar 150 Mérens.

Tot uitsterving van het ras is het gelukkig nooit gekomen. Een aantal mensen nam in de volgende jaren het initiatief om het paardenras tot duizend dieren te brengen. De paarden werden verkocht en overgebracht naar andere Franse berggebieden als de Alpen en het Centrale Massief in het zuiden. De paarden werden bovendien verkocht aan landen als België, Nederland, Spanje, Duitsland, Italië en Japan.

In de Franse bergen lopen momenteel nog een aantal kuddes met Mérens rond. Van mei tot oktober mogen ze daar vrij rondlopen. Het paard wordt nog steeds gebruikt als werkpaard in de landbouw. Door zijn grote uithoudingsvermogen is hij bovendien uitermate geschikt voor lange afstandsritten en meerdaagse tochten. De Mérens wordt ook aangespannen; zowel voor recreatief gebruik als voor menwedstrijden.

Chip

Vanaf 1999 moeten alle Mérens, die zijn opgenomen in het Stamboek, een chip hebben. Het signalement van de veulens worden nauwkeurig bijgehouden. Omdat de meesten helemaal zwart zijn, moet alles worden vermeld: van kruintjes tot eventuele aftekeningen. Van de veulens worden ook enkele haren getrokken die nodig zijn voor een (eventueel) DNA-onderzoek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten