woensdag 25 april 2012

Ontwikkeling en behandeling van cariës


Cariës kunnen zeer vervelend zijn en tevens de nodige schade aanbrengen aan tanden en kiezen. In deze tekst leest u alles over de ontwikkelingen en behandelingsvormen van tandbederf.

Ontwikkeling van cariës

Wanneer iemand last heeft van cariës, zal de cariës zich doorgaans in verschillende fasen ontwikkelen. In de eerste fase wordt er doorgaans een doffe, witachtige plek aangetroffen op het glazuur. Deze plek wordt een laesie genoemd en kan na verloop van tijd verkleuren. Wanneer deze fase van cariës nog niet is overgegaan in de volgende fase, kan de tand of de kies zich nog herstellen door remineralisatie. De laesie kan men het beste zien als een beginnend gaatje. Wanneer de laesie herstelt, kan je dat herkennen aan de verkleuring die nog steeds aanwezig is, en het glimmende oppervlak van deze verkleuring.
Wanneer het cariësproces doorgaat, dus overgaat naar de volgende fase, zal het glazuur van de desbetreffende tand of kies verzwakken. Wanneer het glazuur op deze plaats dermate verzwakt is, zal het glazuur afbrokkelen. Als het glazuur is afgebrokkeld, zal er een holte ontstaan. Deze holte wordt een caviteit genoemd, ofwel een gaatje. Op dit moment kunnen bacteriën vrij toegang krijgen tot het dentine van de desbetreffende tand of kies. Met dentine bedoelen wij het tandbeen, de binnenste en tevens grootste laag weefsel die zich onder het tandglazuur bevindt. Het dentine, dat nu aangevallen wordt door de bacteriën bestaat voor het grootste gros uit organisch materiaal. Wanneer de bacteriën aan dit organische materiaal gaan eten, zal de tand rot worden.
In de tanden is een ingebouwd afweermechanisme aanwezig, welke detinekanaaltjes afdicht wanneer de  dentine wordt aangevreten door cariës. Echter, wanneer er lange en frequente zuuraanvallen voorkomen, meestal door een hoge consumptie van suiker, zal dit afweermechanisme ontoereikend zijn. De cariës kan op dit cruciale moment doorgaan met het nuttigen van het dentine, tot de tandzenuw bereikt is. Wanneer de tandzenuw bereikt is, zal deze geïrriteerd raken. Bij irritatie kan dit pijnscheuten en kiespijn of tandpijn veroorzaken.

Pijn veroorzaakt door cariës

Cariës is een aandoening aan de tanden welke niet altijd pijn veroorzaakt. Zeker in de beginnende fase (wanneer het glazuur nog niet afgebrokkeld is), ontstaat er geen pijn. Hoe verder het proces van cariës is ingetreden, zal de tand of kies temperatuur gevoelig worden en wordt de kies ook gevoelig bij het eten van zoetigheid. Deze gevoeligheid zal in de loop der tijd (wanneer het cariësproces nog meer vordert) overgaan in pijn. Wanneer in het laatste stadium de zenuw bereikt is, zal er constant pijn gevoeld worden in de desbetreffende tand of kies. Deze pijn wordt beschreven als kloppend, en vaak is er pijnstilling nodig om de pijn onder controle te krijgen. Het kan zelfs voorkomen dat pijnstillers de pijn niet meer kunnen verdrijven, en dan zal de tandarts de aangetaste zenuw meestal verwijderen of uitschakelen. Deze behandeling staat bekend onder de namen ‘zenuwbehandeling’ en ‘wortelkanaalbehandeling’. Als er geen wortelkanaalbehandeling toegepast zou worden, zal de pijn uiteindelijk ook verdwijnen doordat de tandzenuw door de cariës is afgestorven. Echter is het weggaan van de pijn in dit geval van tijdelijke aard.

Het cariësrisico

De meeste tandartsen willen graag weten wat het cariësrisico van hun patiënten is. Tandartsen kunnen op een aantal punten afgaan om te weten te komen of de patiënt in de toekomst een verhoogd risico loopt om nogmaals cariës te ontwikkelen. De punten waar de tandarts in dit geval op let, zijn onder andere:
  • De conditie van het gebit. Heeft de patiënt veel, weinig of geen vullingen? Zijn er veel beginnende caviteiten (beginnende gaatjes) aanwezig of zijn er totaal geen beginnende caviteiten? Hoe hoger het aantal caviteiten en vullingen, hoe hoger het cariësrisico is.
  • Mondhygiëne. Lukt het de patiënt om alle plaque dat aanwezig is op de tanden en kiezen weg te poetsen, of zit er over het gehele gebit nog plaque? Hoe meer plaque er (na een poetsbeurt) nog op de tanden en kiezen aanwezig is, hoe meer risico op het krijgen van cariës in de toekomst.
  • Speeksel. De tandarts zal ook naar de speekselvloed kijken van de patiënt. Speeksel helpt het gebit namelijk tegen het ontwikkelen van cariës. Hoe minder speeksel er aanwezig is, hoe groter de kans dat er cariës zullen ontstaan.
  • Dieet, medicijngebruik en/of drugsgebruik. Als er veel suiker gegeten en gedronken wordt heeft de patiënt kans op meer cariës. Ook het gebruik van (bepaalde) medicijnen en drugsgebruik kunnen het cariësrisico verhogen.
  • Fluoride. Gebruikt de patiënt tandpasta met fluoride erin? Deze stof helpt het gebit namelijk om cariës te voorkomen.

Het opsporen van cariës

Om cariës zo goed mogelijk te behandelen is het voor de tandarts belangrijk om de cariës al in een vroeg stadium op te sporen. Echter is dit niet zo makkelijk als het lijkt. Een caviteit (gaatje) of laesie die zich in het zicht bevindt, is voor de tandarts makkelijk op te sporen. Maar wanneer de caviteit of laesie zich tussen de kiezen of tanden bevindt, is het opsporen hiervan al een stuk moeilijker. Ook kunnen er cariës onder een vulling zitten, zodat deze met het blote oog niet zichtbaar zijn. Om cariës op te sporen beschikt de tandarts tegenwoordig over vele technieken, zoals:
  • Zicht. Door te kijken ziet de tandarts al het grootste deel van de caviteiten en laesies die door cariës veroorzaakt zijn.
  • Röntgenfoto. Door het maken van röntgenfoto’s van het gebit heeft de tandarts de mogelijkheid om eventuele cariës tussen de kiezen en onder vullingen op te sporen.
  • Doorschijnend licht. Door het gebruik van doorschijnend licht kunnen cariës in de tanden goed zichtbaar gemaakt te worden. Dit gebeurt door een bepaald licht door de tanden te schijnen, waardoor verkleuringen (veroorzaakt door cariës) opgespoord kunnen worden. Doordat de kiezen dikker zijn dan tanden, wordt deze techniek meestal niet toegepast om cariës in de kies op te sporen.
  • Andere technieken. In een enkel geval zal de tandarts gebruik maken van speciale apparatuur om cariës op te sporen. Dit kan bijvoorbeeld een apparaat zijn dat de geleiding van een kies meet. Hoe minder de geleiding op een bepaalde plek in de kies, dan zal zich daar cariës bevinden.

Verschillende classificaties

Zoals u al heeft kunnen lezen, veroorzaken cariës caviteiten (gaatjes) in tanden en kiezen. In de tandheelkunde worden de caviteiten geclassificeerd. Deze classificaties zijn uitgevonden door de Amerikaan G. Black, en worden momenteel over de gehele wereld toegepast.
Deze classificatiemethode wordt onder andere toegepast om te bepalen welk vulmateriaal gebruikt kan worden om het gaatje te vullen. Ook kan de tandarts door middel van deze methode in sommige gevallen bepalen wat de oorzaak van de caviteit is. De classificatie van cariës ziet er zo uit:
  • Cariës Klasse 1. Caviteiten die zich in deze klasse bevinden zijn in de groeven van tanden en kiezen aanwezig. Bij de kiezen komen de caviteiten doorgaans op het kauwoppervlak van de groef voor, en bij de voortanden doorgaans aan de tongzijde van de tand.
  • Cariës Klasse 2. Caviteiten die onderverdeeld worden in klasse twee, bevinden zich tussen de kiezen.
  • Cariës Klasse 3. Caviteiten die tot de derde klasse behoren, zijn kleine gaatjes tussen de voortanden.
  • Cariës Klasse 4. Dit is een caviteit tussen de voortanden, waar bij herstel een hoek van de desbetreffende voortand opgeofferd moet worden.
  • Cariës Klasse 5. Caviteiten die onder de vijfde klassen vallen, doen zich voor aan de wangkant, tongkant of aan de kant van het verhemelte.

De behandeling van cariës

De meeste mensen denken dat wanneer er gesproken wordt over het behandelen van cariës, dat er gaatjes gevuld worden door de tandarts. Dit is echt niet helemaal juist, omdat de behandeling van cariës al reeds begonnen is bij de preventie. Met een preventieve behandeling bedoelen wij dat de tandarts, de mondhygiëniste, de preventieassistent of de patiënt zelf tandplaque verwijderd. Ook het geven van poetsinstructies, fluorbehandelingen en dieetwijziging behoren tot de taken van de tandarts, mondhygiëniste en de preventieassistent. Met dieetwijziging wordt doorgaans bedoeld dat de patiënt minder moet gaan snoepen (en dus minder suikers binnenkrijgt).
Als de patiënt al last heeft van cariës, zal de tandarts moeten bepalen of hij het gaatje gaat behandelen door het uit te boren en daarna te vullen. Of de tandarts besluit om wel te gaan behandelen of niet, is van meerdere factoren afwezig. Zo zal de opvatting van de tandarts, de grootte van het gaatje en de snelheid van ontwikkeling van de caviteit van belang zijn bij het maken van deze beslissing. Wanneer de tandarts besluit om de caviteit niet uit te boren en te vullen, zal de preventieve behandeling (hierboven reeds beschreven) aangesterkt worden.
Wanneer de tandarts besluit om het gaatje wel te vullen, kan hij of zij daarvoor verschillende vulmaterialen gebruiken. De meest gebruikte materialen om een gaatje te vullen zijn composiet (een witte vulling), amalgaam (een zilveren vulling), compomeren (witte vulling) en glasionomeren (witte vulling). Als de tandarts het gaatje gevuld heeft, zal de patiënt er rekening mee moeten houden dat er naast of onder de vulling nog altijd een caviteit kan ontstaan. Daarom zal deze patiënt ook nog steeds preventief behandeld moeten worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten