Cariës kunnen zeer vervelend zijn en
tevens de nodige schade aanbrengen aan tanden en kiezen. In deze tekst leest u
alles over de ontwikkelingen en behandelingsvormen van tandbederf.
Ontwikkeling van
cariës
Wanneer
iemand last heeft van cariës, zal de cariës zich doorgaans in
verschillende fasen ontwikkelen. In de eerste fase wordt er doorgaans een
doffe, witachtige plek aangetroffen op het glazuur. Deze plek wordt een laesie
genoemd en kan na verloop van tijd verkleuren. Wanneer deze fase van cariës nog
niet is overgegaan in de volgende fase, kan de tand of de kies zich nog
herstellen door remineralisatie. De laesie kan men het beste zien als een
beginnend gaatje. Wanneer de laesie herstelt, kan je dat herkennen aan de
verkleuring die nog steeds aanwezig is, en het glimmende oppervlak van deze
verkleuring.
Wanneer
het cariësproces doorgaat, dus overgaat naar de volgende fase, zal het glazuur
van de desbetreffende tand of kies verzwakken. Wanneer het glazuur op deze
plaats dermate verzwakt is, zal het glazuur afbrokkelen. Als het glazuur is
afgebrokkeld, zal er een holte ontstaan. Deze holte wordt een caviteit genoemd,
ofwel een gaatje. Op dit moment kunnen bacteriën vrij toegang krijgen tot het
dentine van de desbetreffende tand of kies. Met dentine bedoelen wij het
tandbeen, de binnenste en tevens grootste laag weefsel die zich onder het
tandglazuur bevindt. Het dentine, dat nu aangevallen wordt door de bacteriën
bestaat voor het grootste gros uit organisch materiaal. Wanneer de bacteriën
aan dit organische materiaal gaan eten, zal de tand rot worden.
In
de tanden is een ingebouwd afweermechanisme aanwezig, welke detinekanaaltjes
afdicht wanneer de dentine wordt aangevreten door cariës. Echter, wanneer
er lange en frequente zuuraanvallen voorkomen, meestal door een hoge consumptie
van suiker, zal dit afweermechanisme ontoereikend zijn. De cariës kan op dit
cruciale moment doorgaan met het nuttigen van het dentine, tot de tandzenuw
bereikt is. Wanneer de tandzenuw bereikt is, zal deze geïrriteerd raken. Bij
irritatie kan dit pijnscheuten en kiespijn of tandpijn veroorzaken.
Pijn veroorzaakt
door cariës
Cariës
is een aandoening aan de tanden welke niet altijd pijn veroorzaakt. Zeker in de
beginnende fase (wanneer het glazuur nog niet afgebrokkeld is), ontstaat er
geen pijn. Hoe verder het proces van cariës is ingetreden, zal de tand of kies
temperatuur gevoelig worden en wordt de kies ook gevoelig bij het eten van
zoetigheid. Deze gevoeligheid zal in de loop der tijd (wanneer het cariësproces
nog meer vordert) overgaan in pijn. Wanneer in het laatste stadium de zenuw bereikt
is, zal er constant pijn gevoeld worden in de desbetreffende tand of kies. Deze
pijn wordt beschreven als kloppend, en vaak is er pijnstilling nodig om de pijn
onder controle te krijgen. Het kan zelfs voorkomen dat pijnstillers de pijn
niet meer kunnen verdrijven, en dan zal de tandarts de aangetaste zenuw meestal
verwijderen of uitschakelen. Deze behandeling staat bekend onder de namen
‘zenuwbehandeling’ en ‘wortelkanaalbehandeling’. Als er geen
wortelkanaalbehandeling toegepast zou worden, zal de pijn uiteindelijk ook
verdwijnen doordat de tandzenuw door de cariës is afgestorven. Echter is het
weggaan van de pijn in dit geval van tijdelijke aard.
Het cariësrisico
De
meeste tandartsen willen graag weten wat het cariësrisico van hun patiënten is.
Tandartsen kunnen op een aantal punten afgaan om te weten te komen of de
patiënt in de toekomst een verhoogd risico loopt om nogmaals cariës te
ontwikkelen. De punten waar de tandarts in dit geval op let, zijn onder andere:
- De conditie van het gebit. Heeft
de patiënt veel, weinig of geen vullingen? Zijn er veel beginnende
caviteiten (beginnende gaatjes) aanwezig of zijn er totaal geen beginnende
caviteiten? Hoe hoger het aantal caviteiten en vullingen, hoe hoger het
cariësrisico is.
- Mondhygiëne. Lukt het de patiënt
om alle plaque dat aanwezig is op de tanden en kiezen weg te poetsen, of
zit er over het gehele gebit nog plaque? Hoe meer plaque er (na een
poetsbeurt) nog op de tanden en kiezen aanwezig is, hoe meer risico op het
krijgen van cariës in de toekomst.
- Speeksel. De tandarts zal ook naar
de speekselvloed kijken van de patiënt. Speeksel helpt het gebit namelijk
tegen het ontwikkelen van cariës. Hoe minder speeksel er aanwezig is, hoe
groter de kans dat er cariës zullen ontstaan.
- Dieet, medicijngebruik en/of drugsgebruik.
Als er veel suiker gegeten en gedronken wordt heeft de patiënt kans op
meer cariës. Ook het gebruik van (bepaalde) medicijnen en drugsgebruik
kunnen het cariësrisico verhogen.
- Fluoride. Gebruikt de patiënt
tandpasta met fluoride erin? Deze stof helpt het gebit namelijk om cariës
te voorkomen.
Het opsporen van
cariës
Om
cariës zo goed mogelijk te behandelen is het voor de tandarts belangrijk om de
cariës al in een vroeg stadium op te sporen. Echter is dit niet zo makkelijk
als het lijkt. Een caviteit (gaatje) of laesie die zich in het zicht bevindt,
is voor de tandarts makkelijk op te sporen. Maar wanneer de caviteit of laesie
zich tussen de kiezen of tanden bevindt, is het opsporen hiervan al een stuk
moeilijker. Ook kunnen er cariës onder een vulling zitten, zodat deze met het
blote oog niet zichtbaar zijn. Om cariës op te sporen beschikt de tandarts
tegenwoordig over vele technieken, zoals:
- Zicht. Door te kijken ziet de
tandarts al het grootste deel van de caviteiten en laesies die door cariës
veroorzaakt zijn.
- Röntgenfoto. Door het maken van
röntgenfoto’s van het gebit heeft de tandarts de mogelijkheid om eventuele
cariës tussen de kiezen en onder vullingen op te sporen.
- Doorschijnend licht. Door het
gebruik van doorschijnend licht kunnen cariës in de tanden goed zichtbaar
gemaakt te worden. Dit gebeurt door een bepaald licht door de tanden te
schijnen, waardoor verkleuringen (veroorzaakt door cariës) opgespoord
kunnen worden. Doordat de kiezen dikker zijn dan tanden, wordt deze
techniek meestal niet toegepast om cariës in de kies op te sporen.
- Andere technieken. In een enkel
geval zal de tandarts gebruik maken van speciale apparatuur om cariës op
te sporen. Dit kan bijvoorbeeld een apparaat zijn dat de geleiding van een
kies meet. Hoe minder de geleiding op een bepaalde plek in de kies, dan
zal zich daar cariës bevinden.
Verschillende
classificaties
Zoals
u al heeft kunnen lezen, veroorzaken cariës caviteiten (gaatjes) in tanden en
kiezen. In de tandheelkunde worden de caviteiten geclassificeerd. Deze
classificaties zijn uitgevonden door de Amerikaan G. Black, en worden momenteel
over de gehele wereld toegepast.
Deze
classificatiemethode wordt onder andere toegepast om te bepalen welk
vulmateriaal gebruikt kan worden om het gaatje te vullen. Ook kan de tandarts
door middel van deze methode in sommige gevallen bepalen wat de oorzaak van de
caviteit is. De classificatie van cariës ziet er zo uit:
- Cariës Klasse 1. Caviteiten die
zich in deze klasse bevinden zijn in de groeven van tanden en kiezen aanwezig.
Bij de kiezen komen de caviteiten doorgaans op het kauwoppervlak van de
groef voor, en bij de voortanden doorgaans aan de tongzijde van de tand.
- Cariës Klasse 2. Caviteiten die
onderverdeeld worden in klasse twee, bevinden zich tussen de kiezen.
- Cariës Klasse 3. Caviteiten die
tot de derde klasse behoren, zijn kleine gaatjes tussen de voortanden.
- Cariës Klasse 4. Dit is een
caviteit tussen de voortanden, waar bij herstel een hoek van de
desbetreffende voortand opgeofferd moet worden.
- Cariës Klasse 5. Caviteiten die
onder de vijfde klassen vallen, doen zich voor aan de wangkant, tongkant
of aan de kant van het verhemelte.
De behandeling
van cariës
De
meeste mensen denken dat wanneer er gesproken wordt over het behandelen van
cariës, dat er gaatjes gevuld worden door de tandarts. Dit is echt niet
helemaal juist, omdat de behandeling van cariës al reeds begonnen is bij de
preventie. Met een preventieve behandeling bedoelen wij dat de tandarts, de
mondhygiëniste, de preventieassistent of de patiënt zelf tandplaque verwijderd.
Ook het geven van poetsinstructies, fluorbehandelingen en dieetwijziging
behoren tot de taken van de tandarts, mondhygiëniste en de preventieassistent.
Met dieetwijziging wordt doorgaans bedoeld dat de patiënt minder moet gaan
snoepen (en dus minder suikers binnenkrijgt).
Als
de patiënt al last heeft van cariës, zal de tandarts moeten bepalen of hij het
gaatje gaat behandelen door het uit te boren en daarna te vullen. Of de
tandarts besluit om wel te gaan behandelen of niet, is van meerdere factoren
afwezig. Zo zal de opvatting van de tandarts, de grootte van het gaatje en de
snelheid van ontwikkeling van de caviteit van belang zijn bij het maken van
deze beslissing. Wanneer de tandarts besluit om de caviteit niet uit te boren
en te vullen, zal de preventieve behandeling (hierboven reeds beschreven)
aangesterkt worden.
Wanneer
de tandarts besluit om het gaatje wel te vullen, kan hij of zij daarvoor
verschillende vulmaterialen gebruiken. De meest gebruikte materialen om een
gaatje te vullen zijn composiet (een witte vulling), amalgaam (een zilveren
vulling), compomeren (witte vulling) en glasionomeren (witte vulling). Als de
tandarts het gaatje gevuld heeft, zal de patiënt er rekening mee moeten houden
dat er naast of onder de vulling nog altijd een caviteit kan ontstaan. Daarom
zal deze patiënt ook nog steeds preventief behandeld moeten worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten